De sigaar
1 september 1940, Amersfoort Leusderweg 165 10:05 uur
Van Zandwijk stopte de krant in zijn binnenzak, drukte zijn bril vaster op de neus en las het huisnummer naast de deur nog eens hardop. Hier moest het zijn, bij deze nette twee onder één kap woning, een paar huizen voorbij een slagerij en wat andere winkels. Hij belde aan.
Achter het raampje in de deur verscheen een vlezig hoofd met glad gekamd gepommadeerd haar. De deur zwaaide open. Het overhemd van de man spande om zijn dikke buik, zijn donkerbruine colbert zat wat te krap om zijn brede schouders, in zijn mondhoek bungelde een stomp sigaar.
Van Zandwijk stak zijn hand uit, maar de man had zich al omgedraaid en ging hem voor naar de huiskamer, waarvan de straatzijde was ingericht als kantoortje. Het houten bureau, bedekt met stapels formulieren, nota’s en brieven vulde bijna de hele voorkamer. Het zicht naar buiten was beperkt door een vergeelde vitrage.
De man nam de sigaarstomp uit zijn mond, blies de rook richting plafond en stak zijn andere hand uit.
‘Bloemheuvel! Maar zeg jij maar Cor.’
‘De advertentie … ik had gebeld,’ begon Van Zandwijk.
‘Ha, het winkelpand! Nou deze is het dus!’ Bloemheuvel spreidde zijn armen en draaide van links naar rechts. ‘Want wij gaan verhuizen!’
